De NML stadsmuzikanten

De Bremer stadsmuzikanten, het verhaal:

Een ezel ontsnapt aan zijn baas, die hij al zijn jaren trouw heeft gediend, als hij hoort dat hij wegens zijn ouderdom zal worden gedood en besluit stadsmuzikant in Bremen te worden. 

Tijdens zijn vlucht sluit een hond, die te oud is om aan de jacht deel te nemen, zich bij hem aan. Zijn baas wilde hem doodslaan en daarom is hij gevlucht. De ezel zal de luit spelen en de hond zal op de pauken slaan.
Later ontmoeten ze een kat met een gezicht als een oorwurm; de tanden van de kat worden stomp en hij zit liever achter de haard dan op muizen te jagen. De vrouw des huizes wilde de kat daarom verzuipen. Ook de kat gaat mee richting Bremen. 

De drie vluchtelingen ontmoeten een haan die zit te kraaien, het geluid gaat door merg en been. De haan voorspelt mooi weer omdat het de dag van Onze Lieve Vrouw is, maar de vrouw des huizes wil de haan in de soep doen omdat er op zondag gasten komen. Ook de haan wordt uitgenodigd mee te gaan naar Bremen en samen mooie muziek te maken.

's Avonds komen ze in een bos en de ezel en de hond gaan onder een grote boom liggen. De kat en de haan zoeken een plek in de takken, de haan vliegt naar boven en kijkt naar de vier windstreken. Hij ziet een lichtje en roept zijn makkers, ze gaan naar die plaats en komen bij een felverlicht rovershuis.

De ezel kijkt naar binnen en ziet een gedekte tafel, hij gaat met zijn voorpoten op de vensterbank staan. De hond gaat op zijn rug en op hem klimt de kat, de haan vliegt naar boven en gaat op haar kop zitten. Dan gaan ze allemaal hun muziek maken en springen door het raam, waarna de rovers wegvluchten. Ze dachten dat er een spook binnenkwam. Ze doen zich te goed aan het eten en doen het licht uit, waarna de ezel op de mesthoop gaat liggen. De hond gaat achter de deur en de kat bij de warme as van de haard, de haan gaat op de hanenbalk zitten.

De roverhoofdman ziet dat het licht uit is gegaan en de rovers gaan terug naar het huis. De verspieder hoort geen geluid en gaat naar de keuken, hij houdt een zwavelstokje bij de ogen van de kat omdat hij denkt dat dit gloeiende kooltjes zijn. De kat springt op en spuugt en krabt, waarna de hond de verspieder in zijn been bijt. De ezel trapt hem nog met zijn achterpoot en de haan kraait vanaf de balk. De verspieder waarschuwt dat er een heks in het huis zit, bij de deur zit een man met een mes en op het erf is een zwart monster met een houten knuppel. Op het dak zit de rechter die roept om de schurk en de rovers durven het huis niet meer in. De vier Bremer muzikanten gaan er niet meer uit.

De moraal van het verhaal: 

Zorg goed voor -oude- dieren en dank ze niet af als je ze niet meer kan ‘gebruiken’

Nog beter: werk preventief met PUUR, dan hou je ze tot op hoge leeftijd vitaal!

Én: de natuur en dieren zijn uiteindelijk slimmer dan de mensen-rovers…