Zink-L-Methionine

Werking

Hoewel de eerste publicatie over het belang van zink voor de mens pas in 1963 verscheen, is inmiddels duidelijk dat zink één van de belangrijkste spoorelementen is. Zink komt in iedere lichaamscel voor en maakt waarschijnlijk deel uit van meer enzymsystemen dan welk ander mineraal ook. Zo is zink een cofactor voor het enzym delta-6-desaturase dat betrokken is bij de synthese van vetzuren die zeer belangrijk zijn voor onze celmembranen, dus ook die van onze hersencellen. Verder speelt zink een belangrijke rol bij de regulatie van neuro- en immunotransmitters waardoor zink zowel immunologische als gedragsparameters kan beïnvloeden. Aangezien zink noodzakelijk is voor alle celgroei- en differentiatieprocessen, wordt er bij wondgenezing, opgroeiende kinderen, zwangerschap en lactatieperiode, een groot beroep gedaan op de zinkverzorging. Het kan zelfs moeilijk zijn om uit een gezonde voeding voldoende zink te halen, tenzij heel specifiek gelet wordt op  zinkrijke producten (zie bronnen) en juiste combinaties. Daarbij heeft het lichaam geen opslagmogelijkheden voor zink en is derhalve afhankelijk van een dagelijks toereikende inname.

Zink heeft zoveel belangrijke functies in het lichaam en zinkdeficiëntie komt dermate vaak voor, dat er bij de behandeling van aandoeningen in de dagelijkse praktijk vaker aan de zink gedacht zou moeten worden.

Zinkstatus

De meting van het zinkniveau wordt doorgaans in het bloedplasma of serum gedaan. Deze meting is niet altijd representatief voor de cellulaire zinkstatus en detecteert op individueel niveau alleen de zwaardere zinkdeficiënties. Klinische verschijnselen van een zinkdeficiëntie kunnen zich al voordoen zonder afwijkende laboratoriumwaarden. Ook haaranalyse is geen geschikte methode. De beste indruk van de zinkstatus geeft analyse van de zinkniveaus in de witte bloedcellen. In de dagelijkse praktijk zijn herkenbare verschijnselen van zinkdeficiëntie: meerdere witte vlekken en lijnen op de vingernagels, evenals vermindering van sensorische functies zoals smaak- en reukvermogen, haaruitval, maar ook verminderde weerstand, (mentale) lethargie, trage wondgenezing en aften. Deze verschijnselen zijn in zekere zin aspecifiek en kunnen dus samengaan met diverse ziektebeelden.

Zinkdeficiëntie

Rokers zijn goede kandidaten voor chronische zinkdeficiëntie, omdat cadmium uit sigarettenrook een antagonist is van zink. Ook bij alcoholisten wordt vaak zinkdeficiëntie geconstateerd. Een relatief kleine hoeveelheid alcohol bevordert reeds de zinkuitscheiding en remt de inbouw van zink in de lichaamsenzymen. Alcoholisten hebben vaak een verminderde voedselinname die tevens bijdraagt aan de zinkdeficiëntie. Onder ouderen komt eveneens veel zinkdeficiëntie voor. Bij hen is vaak zowel de zinkinname als de zinkabsorptie verminderd.

Andere risicofactoren zijn: hoge consumptie van gemaksvoedsel (bijv. fosfaten uit frisdranken binden zink), vegetarisme, verwonding, chirurgie, infecties, sportbeoefening, frequente ejaculatie, chronische aandoeningen (zoals sikkelcelanemie, nier- en leveraandoeningen), hoge inname van koper en langdurige blootstelling aan milieutoxinen. Tevens is gebleken dat kwikresiduen in ons voedsel het zinkmetabolisme verstoren en de zinkbehoefte vergroten. Kwikresiduen zijn afkomstig van het zoetmiddel HCFS (High Fructose Corn Syrup) dat veel gebruikt wordt in limonade en koek en bijvoorbeeld pesticiden op fruit. Vooral de hersenen van kinderen zijn extra gevoelig voor het toxische kwik.

Het westerse voedingspatroon wordt gekenmerkt door veel geraffineerde granen, suikers, gemaksvoedsel en vet. Dit patroon bevat te weinig zink en andere waardevolle mineralen. Wanneer de behoefte vergroot is (bijvoorbeeld bij immuunzwakte, groeispurts, operatie of zwangerschap/lactatie), treden snel tekorten optreden. Lichte tot matige zinkdeficiëntie en daarmee geassocieerde aandoeningen komen in de praktijk veel voor.

Bronnen van zink

Eiwitrijk voedsel is in het algemeen een rijke natuurlijke bron van zink. Vooral oesters bevatten zeer veel zink, maar kunnen ook hoge gehalten aan zware metalen bevatten. Rood vlees en krab en in iets mindere mate gevogelte en vis zijn eveneens goede bronnen. Yoghurt draagt ook iets bij. Bij plantaardig voedsel gaat het met name om hele granen, peulvruchten, noten (m.n. pecannoten) en zaden (m.n. pompoenpitten). Bij raffinage van de granen gaat tot 80% van het zink verloren, omdat zink vooral aanwezig is in de schilletjes en vliesjes. Groenten en fruit bevatten relatief weinig zink. Lactovegetariërs die veel peulvruchten en noten eten, zullen maar net voldoende zink binnenkrijgen. De hoeveelheid opneembaar zink kan door de vele antinutriënten van deze voeding toch te laag zijn. Een strikt vegetarische voeding levert dus in het algemeen te weinig zink voor het lichaam.
Zinkabsorptie
Naar schatting wordt 20% tot 40% van het binnengekregen zink uiteindelijk geabsorbeerd, vooral afhankelijk van lichaamsbehoefte en maagzuurconcentraties. Zink uit hele granen (volkorenproducten en muesli) wordt minder goed opgenomen door de aanwezigheid van zogenaamde antinutriënten in de schilletjes (ook rijst, maïs en peulvruchten), terwijl de schilletjes juist het zink bevatten. Volkoren graan, rijst, maïs en peulvruchten zijn dus dubieuze zinkleveranciers omdat de biologische beschikbaarheid van zink laag is. De antinutriënten, zoals fytaten, binden het zink in het maagdarmkanaal tot onoplosbare complexen en verlaten het lichaam met de stoelgang. Ook oxalaten in bepaalde groenten (bijv. rabarber, spinazie, bieten, noten) en tanninen (koffie en thee) hebben deze eigenschap.Deze effecten beperken zich niet alleen tot de opname van zink,maar ook van andere mineralen.

Zinksuppletie

Aan methionine gebonden zink bindt, in tegenstelling tot het zink in bijvoorbeeld zinkorotaat of zinkcitraat, niet aan fytaat, oxalaat en tanninen. Zinkmethionine wordt, in tegenstelling tot klassieke zinkpreparaten, meteen via specifieke receptoren aan het begin van de dunne darm opgenomen. De aanwezigheid van het aminozuur methionine waarborgt een uitstekende opname. 
Methionine is het aminozuur dat het beste door het lichaam wordt opgenomen. Daardoor is het snel beschikbaar in de bloedcirculatie om een eventueel zinktekort aan te vullen en wordt bij het gebruik van zinkmethionine een grotere hoeveelheid zink uit de darm opgenomen en verblijft het langer in het lichaam dan bij andere zinkvormen het geval is. Veelal kan zelfs met een lagere dosering worden volstaan.
Derhalve maakt het voor deze zinkmethionine niet uit waarbij en wanneer het ingenomen wordt, de opname van deze zinkverbinding is altijd goed.
Een bijkomend voordeel van zinkmethionine is dat het een antioxidatieve capaciteit heeft die vergelijkbaar is met die van vitamine E.

Methodologisch goed opgezette studies tonen aan dat kinderen met ADHD en laag normale zinkwaarden positieve gedragsveranderingen laten zien wanneer ze zinksupplementen gebruiken. Patiënten met een maagzweer laten bij normale zinkwaarden een drie maal snellere genezing zien wanneer zinksuppletie wordt ingezet.

Indicaties

•    Immunodeficiëntie
•    wondgenezing, aften, maagzweren, decubitus, chirurgie en brandwonden, mucositis bij radiotherapie, decubitus
•    aanvulling tijdens zwangerschap en lactatieperiode
•    groei- en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen
•    virusinfecties
•    verkoudheid
•    ontstekingen
•    allergiën (anti-histaminewerking)
•    keelpijn
•    malabsorptie / diarree
•    huidproblemen (m.n. acne, hydradenitis, tinea vesicolor)
•    vruchtbaarheidsstoornissen bij mannen
•    prostaatproblemen
•    diabetes type-II
•    hypoglycemie
•    verminderd smaak- en reukvermogen
•    eetstoornissen (anorexia, boulimia)
•    hypothyreoïdie (syndroom van Down en verminderde omzetting T4 naar T3)
•    menstruatiestoornissen
•    oogaandoeningen (nachtblindheid, cataract en macula-degeneratie)
•    ziekte van Wilson
•    sikkelcelanemie
•    aandachtstoornissen zoals ADHD

Bijwerkingen

Over het algemeen wordt zink goed verdragen. Doseringen van 100-150 milligram per dag kunnen soms misselijkheid en overgeven veroorzaken, met name wanneer het supplement op nuchtere maag wordt ingenomen. Deze verschijnselen treden vooral op bij zinksulfaat (220 mg zinksulfaat = 50 mg elementair zink). Van andere vormen van zink zijn deze verschijnselen minder of niet bekend. Alhoewel voldoende zink een belangrijk mineraal is om de prostaat gezond te houden, zouden hoge doseringen zink de tumorprogressie bij een zich ontwikkelend prostaatcarcinoom juist kunnen bevorderen (zie doseringen).

Interacties

Vrouwen die de anticonceptiepil slikken, hebben vaak verhoogde koperspiegels en een verhoogde behoefte aan zink. Ook een aantal andere medicijnen (bijvoorbeeld thiazidediuretica, corticosteroïden, steroïdhormonen, tetracyclines, furosemide, colchicine) hebben een negatief effect op de zinkstatus. Vooral thiazidediuretica kunnen de zinkexcretie met 60% verhogen. Langdurig gebruik van deze medicatie maakt het monitoren van de zinkstatus noodzakelijk. Zinksuppletie verlaagt de hoeveelheid tetracycline die in het bloed wordt opgenomen. Zinksupplementen en tetracyclines moeten daarom minimaal 2 uur van elkaar gescheiden worden ingenomen.

Cadmium is een antagonist van zink en cadmiumvergiftiging (bijvoorbeeld door roken) heeft een dramatisch effect op de zinkstatus. Ook ijzer en calcium remmen de zinkabsorptie. Eiwitten verbeteren de zinkabsorptie.

Zink in een andere vorm dan zinkmethionine, vormt onopneembare complexen met de fytaten in granen, rijst en maïs, de oxalaten uit bepaalde groenten (bijv. rabarber) en tanninen (bijv. thee.rode wijn). 

Zinkmethionine is ten opzichte van veel andere gebruikte zinkverbindingen aanzienlijk beter opneembaar is. De verbinding is resistent tegen de binding met fytaten en vezels in het darmkanaal! Daardoor wordt het bijzonder goed opgenomen en verblijft het langer in het lichaam dan veel andere vormen van zink. Verwacht mag worden dat zinkmethionine de meest effectieve vorm van suppletie is. Hoge therapeutische doseringen kunnen nodig zijn. Echter dergelijke doseringen kunnen nadelig uitwerken op de koperstatus en worden niet aangeraden zonder monitoring en correctie van de koperstatus. Het gedurende vele jaren dagelijks innemen van een hoge dosis zink (100 mg elementair zink per dag) is geassocieerd met een verhoogd risico op prostaatcarcinogenese. Hierbij moet vermeld worden dat lagere optimale fysiologische doseringen juist de gezondheid van de prostaat bevorderen.
Hierbij enkele voorbeelden van (tijdelijke) zinkdoseringen zoals die tijdens wetenschappelijk onderzoek succesvol zijn toegepast. Wegens de verschillende zinkverbindingen die in onderzoek zijn gebruikt, zijn de hoeveelheden omgerekend naar het aantal milligrammen elementair zink.

Synergisme

Om de diverse metabolische functies te kunnen vervullen, heeft zink een aantal synergisten nodig. De synergisten vitamine A en C zijn essentieel voor het effect op het immuunsysteem en de B-vitaminen, chroom en vanadium voor de glucosehuishouding. Bovendien komt zinkdeficiëntie meestal nooit alleen voor; vaak zijn er meerdere deficiënties in het spel.

Referenties

1.    Akhondzadeh S, Mohammadi MR, Khademi M. Zinc sulfate as an adjunct to methylphenidate for treatment of attention deficit hyperactivity disorder in children: a double blind and randomized trial. BMC Psychiatry. 2004 Apr 8;4:9.
2.    Andrews M, Gallagher-Allred C. The role of zinc in wound healing. Adv Wound Care 1999; 12: 137-138.
3.    Beach RS, Gershwin ME, Hurley LS. Gestational zinc deprivation in mice: persistence of immunodeficiency for three generations. Science 1982; 218: 469-471.
4.    Bedwal RS, Bahuguna A. Zinc, copper and selenium in reproduction. Experientia 1994; 50: 626-640.
5.    Brewer GJ. Practical recommendations and new therapies for Wilson's disease. Drugs 1995; 50: 240-249.
6.    Brocard A, Kual AC, Khammari A, Dréno B. Hydradenitis suppurativa and zinc: a new therapeutic approach. A pilot study. Dermatology. 2007:214(4):325-7.
7.    Brown NA, Bron AJ, Harding JJ, Dewar HM. Nutrition supplements and the eye. Eye 1998; 12: 127-133.
8.    Caulfield LE, Zavaleta N, Shankar AH, Merialdi M. Potential contribution of maternal zinc supplementation during pregnancy to maternal and child survival. Am J Clin Nutr 1998; 68: 499S-508S.
9.    Chuong CJ, Dawson EB. Zinc and copper levels in premenstrual syndrome. Fertil Steril 1994; 62: 313-320.
10.    Costello LC, Franklin RB, Feng P, Tan M, Bagasra O. Zinc and prostate cancer: a critical scientific, medical, and public interest issue (United States). Cancer Causes Control.2005 Oct;16(8):901-15.
11.    Eby GA. Zinc lozenges as cure for common colds. Ann Pharmacother 1996; 30: 1336-1338.
12.    Endre L. Recurrent aphthous ulceration with zinc deficiency and cellular immune deficiency. Oral Surg Oral Med Orak Pathol. 1991 Nov; 27(5):559-61.
13.    Fuchs GJ. Possibilities for zinc in the treatment of acute diarrhea. Am J Clin Nutr 1998; 68: 480S-483S.
14.    Frommer DJ. The healing of gastric ulcers by zinc sulphate. Med J Aust. 1975 Nov22;2(21):793-6.
15.    Gallus S, Foschi R, Negri E, et al. Dietary zinc and prostate cancer risk: a case-control study from Italy. Eur Urol. 2007 Oct;52(4):1052-6.
16.    Gonzalez A, Peters U, Lampe JW, White E. Zinc intake from supplements and diet and prostate cancer. Nutr Cancer. 2009;61(2):206-15.
17.    Hambidge M. Human zinc deficiency. J Nutr 2000 May;130(5S Suppl):1344S-9S 2000; 130: 1344S-1349S.
18.    Jennen WHJ. Zink werkzaam bij beginnende verkoudheid. De Orthomoleculaire Koerier 1997; 63: 38-39.
19.    Leitzman MF, Stampfer MJ, Wu K, et al. Zinc supplement use and risk of prostate cancer. J Natl Cancer Inst. 2003 Jul 2;95(13): 1004-7.
20.    Lonnerdal B. Dietary factors influencing zinc absorption. J Nutr 2000 May;130(5S Suppl):1378S-83S 2000; 130: 1378S-1383S.
21.    Maret W, Sandstead HH. Zinc requirements and the risk and benefits of zinc supplementation. J Trace Elem Med Biol 2006;20:3-18.
22.    Marshall S. Zinc gluconate and the common cold. Randomized controlled trials. Can Fam Physician ‘98; 44:1037-1042.
23.    Merchant HW, Gangarosa LP, Glassman AB, Sobel RE. Zinc sulfate supplementation for treatment of recurring oral ulcers. South Med J. 1977 May;70(5):559-61.
24.    Netter A, Hartoma R, Nahoul K. Effect of zinc administration on plasma testosterone, dihydrotestosterone, and sperm count. Arch Androl 1981; 7: 69-73.
25.    Nishi Y. Zinc and growth. J Am Coll Nutr 1996; 15: 340-344.
26.    Orbak R, Cicek Y, Tezel A, Dogru Y. Effects of zinc treatment in patients with recurrent aphthous stomatitis. Dent Mater J. 2003 Mar;22(1):21-9.
27.    Pasternak CA, Mahadevan D. Novel role of extracellular calcium and zinc: protection against membrane damage induced by cytotoxic agents. Indian J Biochem Biophys 1988; 25: 1-7.
28.    Prasad AS. Zinc and immunity. Mol Cell Biochem 1998; 188: 63-69.
29.    Prasad AS. Zinc in growth and development and spectrum of human zinc deficiency. J Am Coll Nutr 1988; 7: 377-384.
30.    Prasad AS, Beck FW, Grabowski SM, Kaplan J, Mathog RH. Zinc deficiency: changes in cytokine production and T-cell subpopulations in patients with head and neck cancer and noncancer subjects. Proc Assoc Am Physicians 1997;109:68-77.
31.    Revuz J. Hidradenitis suppurativa. J Eur Acad Dermatol Venereol. 2009 Sep;23(9):985-98.
32.    Rink L, Gabriel P. Zinc and the immune system. Proc Nutr Soc 2000;59:541-52.
33.    Rucklidge JJ, Johnstone J, Kaplan BJ. Nutrient supplementation approaches in the treatment of ADHD. Expert rev. Neurother. 2009. Apr;9(4):461-76.
34.    Safai-Kutti S. Oral zinc supplementation in anorexia nervosa. Acta Psychiatr Scand Suppl 1990; 361: 14-17.
35.    Shay NF, Mangian HF. Neurobiology of zinc-influenced eating behavior. J Nutr 2000 May;130(5S Suppl):1493S-9S 2000; 130: 1493S-1499S.
36.    Sinclair S. Maleinfertility: nutritional & environmental considerations. Altern Med Rev 2000Feb;5(1):28-38 2000;5:28.
37.    Sissingh-Blok LG. Biotics research interactiewijzer, interacties tussen geneesmiddelen, voeding en micronutriënten. Amsterdam: Stichting Science & Nutrition, 1999.
38.    Solomons NW. Mild human zinc deficiency produces an imbalance between cell-mediated and humoral immunity. Nutr Rev 1998; 56: 27-28.
39.    Sprietsma JE. Zink en onze stofwisseling. Deventer: Ankh-Hermes, 1995.
40.    Sprietsma JE. Infectieziekten: zink regelt immuunswitch (deel 1). Orthomoleculair 1994; 5.
41.    Sprietsma JE. Infectieziekten: zink regelt immuunswitch (deel 2). Orthomoleculair 1994; 6: 258-265.
42.    Sprietsma JE. Infectieziekten: zink regelt immuunswitch (deel 3). Ortho 1995; 1: 29-35.
43.    Sprietsma JE. Zinc-controlled Th1/Th2 switch significantly determines developm diseases. Med Hypoth 1997;49:1-14.
44.    Sprietsma JE. Zink en cysteïne houden samen (aids-) virussen onder de duim. Arts en Alternatief 1993; 1/2: 16-20.
45.    Sprietsma JE. Eerherstel natuurlijke virusbestrijders. Ortho 1997; 4: 167-172.
46.    Sprietsma JE. Zink, suiker en suikerziekten. Ortho 1998; 2: 67-75.
47.    Sprietsma JE. Bij toeval ontdekt: Belangrijkste oorzaak van overgewicht. Ortho 1995; 3: 123-129.
48.    Sprietsma JE. Overgewicht, hoge bloeddruk, diabetes mellitus, hart- en vaatziekten... een tekort aan spoorelementen. Deventer: Ankh Hermes, 1990.
49.    Sprietsma JE. Zo ontstaat anorexia. Deventer: Ankh-Hermes, 1993.
50.    Wester PO. Urinary zinc excretion during treatment with different diuretics. Acta Med Scand 1980;208:209-12.
51.    Uckardes Y, Ozmert EN, Unal F, Yurdakök K. Effects of zinc supplementation on parent and teacher behaviour rating scores in low socioeconomic level Turkish primary school children. Acta Paediatr. 2009 Apr;98(4):731-6.
52.    Yorbik O, Ozdag MF, Olgun A, et al. Potential effects of zinc on information processing in boys with attention deficit hyperactivity disorder. Prog Neuropsychofarmacol Biol Psychiatry. 2008 Apr 1;32(3):662-7.