Omega-3 vetzuren: EPA en DHA

Bekijk hier de presentatie "Over vetzuren en waar je op moet letten bij het kopen van een olie voor je dier."

De meervoudig onverzadigde vetzuren kunnen worden onderverdeeld in twee grote families: de omega-3 familie (alfa-linoleenzuurgroep) en de omega-6 familie (linolzuurgroep). Omdat het lichaam deze vetzuren niet zelf kan aanmaken moeten omega-3 en omega-6 vetzuren via de voeding worden binnengekregen. Deze essentiële vetzuren werden vroeger ook wel vitamine F genoemd.

In de twintigste eeuw is de verhouding tussen omega-3 en omega-6 vetzuren in de voeding sterk opgeschoven in de richting van omega-6 vetzuren. Het toenemend gebruik van plantaardige oliën en vetten, die rijk zijn aan omega-6 vetzuren, stimuleert de vorming van arachidonzuur, ten koste van EPA en DHA. Arachidonzuur zelf is in de westerse voeding overvloedig aanwezig door het vleesgebruik. Geschat wordt dat de verhouding tussen omega-6 en omega-3 vetzuren in de westerse voeding ongeveer 20-25 : 1 is. Onderzoekers stellen dat een verhouding van ongeveer 5 :1 wenselijker is. Evolutionair gezien heeft de mens (en zijn voorlopers) miljoenen jaren omega-6 en omega-3 in een verhouding van (waarschijnlijk) 1:1 geconsumeerd.

Het enzym delta-6-desaturase reguleert zowel de omzetting van linolzuur naar DGLA als de omzetting van ALA naar (uiteindelijk) EPA. Bij een overmaat van linolzuur heeft dat tot gevolg dat ALA het enzym nauwelijks meer kan gebruiken, en er dus nauwelijks meer EPA en DHA wordt gevormd. Dit enzym is sowieso al de langzaamste stap in de keten en de werking van dit enzym wordt ook nog eens geremd door vele factoren in de voeding (o.a. transvetzuren, verzadigde vetten, tekorten aan zink, magnesium en/of vitamine B6, alcohol) en metabole factoren (anticonceptiepil, hypercholesterolemie, diabetes, bepaalde medicijnen). Dit heeft tot gevolg dat in onze westerse samenleving veel mensen zelf nauwelijks meer GLA en EPA kunnen vormen, en dat deze vetzuren dus via de voeding moeten worden aangevoerd.

Onderzoek: Bewezen effecten van EPA en DHA bij osteoartritis (OA) bij katten.

Bij  oudere honden is OA een veelvoorkomende ziekte, welke gemakkelijk wordt herkend (bijvoorbeeld kreupelheid, moeilijk uit de mand komen, minder gemakkelijk/niet meer in de auto springen). Meerdere behandelingsmogelijkheden zijn goed onderzocht en worden veelvuldig toegepast in de praktijk. In een recent onderzoek is aangetoond dat OA ook zeer vaak voorkomt bij oudere katten, echter de symptomen zijn veel subtieler (meer slapen, minder bewegen, minder interactie met de eigenaar, naast de bak poepen, minder goede vachtverzorging). Eén van de voedingsstoffen met bewezen effecten op OA bij honden zijn de meervoudig onverzadigde lang keten omega-3 vetzuren eicosapentaeenzuur (EPA) en doosahexaeenzuur (DHA) Deze vetzuren verminderen de ontstekingsreacties in de gewrichten. In een dubbel-blinde placebo-gecontroleerde cross-over studie is aangetoond dat katten met OA verbeteren wanneer EPA en DHA worden gegeven.

Ronald J. Corbee, Mieke M.C. Banier, Chris H.A. van de Lest, Herman A.W. Hazewinkel, Journal of Animal Physiology and Animal Nutrition 2013; Volume 97, Issue 5, Pages 846-853

EPA

Zowel omega-3 als omega-6 vetzuren zijn precursors van zogenaame eicosanoïden. Deze stoffen worden geproduceerd als lokale signaalstoffen tussen cellen. Eicosanoïden zijn betrokken bij processen als ontsteking en bloedstolling (trombose). Eicosanoïden die afkomstig zijn van arachidonzuur (type 2 en 4) zijn pro-inflammatoir en trombose-bevorderend, terwijl de eicosanoïden die uit EPA worden gemaakt (type 3 en 5) anti-inflammatoir en tromboseremmend zijn.

De samenstelling van de vetzuren in de celmembraan bepaalt het type prostaglandines of leukotriënen dat tijdens ontstekingsprocessen worden aangemaakt, en langs die weg dus direct het niveau van ontsteking dat in het weefsel optreedt. In een gezond lichaam worden vooral de typen 1 en 3 eicosanoïden aangemaakt. Onder pathologische omstandigheden wordt arachidonzuur vrijgemaakt uit de membraan en daaruit kunnen ontstekingsbevorderende type-2 eicosanoïden ontstaan. Als er in het lichaam een ontsteking is, wordt er dan ook een overmaat aan de stofwisselingsproducten van arachidonzuur gevonden, zoals PG2, TX2 en LT4. Een verhoogde aanwezigheid van EPA en DHA leidt echter tot een verhoogde productie van type-3 eicosanoïden ten koste van type-2 eicosa-noïden. Het netto effect is ontstekingsremming en een gunstig effect op de bloedsomloop (lagere bloeddruk, minder snelle bloedstolling). Een verhoogde aanwezigheid van GLA in de membraan leidt via DGLA tot de vorming van type-1-eicosanoïden, zoals PGE1. PGE1 heeft sterke anti-inflammatoire eigenschappen en is belangrijk voor bescherming tegen beschadiging en infectie. Zowel PGE1 als DGLA blokkeren de vrijgifte van arachidonzuur uit de membraan en de omzetting van arachidonzuur naar pro-inflammatoire stoffen.

Naast beïnvloeding van ontstekingsprocessen via de eicosanoïdenstofwisseling kunnen essentiële vetzuren (zowel GLA als EPA en DHA) ook directe effecten uitoefenen op het immuunsysteem en ontstekingsreacties. Zo blijkt dat mensen die lijden aan auto-immuunziektes een verminderde ontstekingsgevoeligheid ontwikkelen door supplementatie van EPA en DHA. Het werkingsmechanisme van dit effect berust op het inhiberen van het complementaire immuunsysteem Th2 (pro-inflammatoir voor auto-antigenen) en activatie van het complementaire systeem Th1 en dat betekent verhoogde bescherming tegen allo-antigenen en kanker.

Indicaties

  • cardiovasculaire aandoeningen (atherosclerose, hartinfarct, beroerte, cardiomyopathie, coronaire hartziekten, hypertensie)
  • huidaandoeningen (zoals psoriasis, neurodermatitis en atopisch eczeem)
  • reumatische aandoeningen (artrose, Bechterew, reumatoïde artritis)
  • hartritmestoornissen
  • allergieën
  • voedselallergieën
  • auto-immuunziekten, zoals multiple sclerose en rheumatoïde artritis
  • immuunversterking
  • menopauze
  • CARA (astma, bronchtitis etc)
  • diabetes type II
  • mastalgia
  • chronische darmontstekingen (Crohn, colitis ulcerosa)
  • psychische aandoeningen (schizofrenie, depressie, bipolaire depressie, winterdepressie, gedragsstoornissen bij kinderen, ADD, ADHD, autisme, dyslexie, dyspraxie)

DHA

Essentiële vetzuren, en dan met name DHA en arachidonzuur, zijn de belangrijkste bouwstenen van de membraan van de hersencellen (waar het in de fosfolipiden wordt ingebouwd) en van de myelineschede rondom de zenuwen. Deze essentiële vetzuren verhogen in deze cellen de vloeibaarheid van de membraan, wat de prikkelgeleiding, de synaptische signaaloverdracht en zo de informatieverwerking, bevordert. In de membraan zijn ook receptoren aanwezig voor onder meer serotonine en dopamine. Bij onvoldoende vloeibaarheid van de membraan kunnen verstoringen ontstaan in de receptorfunctie. Bovendien kunnen hersencellen met soepele membranen gemakkelijker verbindingen vormen met andere hersencellen, wat natuurlijk een belangrijke component is van het leerproces. Het ligt daarom voor de hand dat een tekort aan DHA gevolgen heeft voor de hersenfunctie.

Verzadigde vetzuren hebben rechte koolstofketens. Onverzadigde vetzuren hebben van nature één of meerdere bochten in de keten. Hoe gekromder de keten is, des te meer ruimte het vetzuur inneemt na het inbouwen in de celmembraan. Op deze manier wordt de membraan flexibeler en minder stug naarmate er meer en sterker onverzadigde vetzuren in aanwezig zijn, wat waarschijnlijk de functionaliteit van de celmembraan verbetert.

Tijdens het laatste trimester van de zwangerschap en tijdens de lactatieperiode geeft de moeder grote hoeveelheden meervoudig onverzadigde vetzuren, met name DHA en arachidonzuur, door aan de foetus, die ze uit haar eigen reserves haalt. Een moeder kan in deze tijd wel tot 3% van haar hersenmassa verliezen. De vetzuursamenstelling van moedermelk is echter sterk afhankelijk van het voedingspatroon van de moeder. De DHA-niveaus zijn het hoogst in melk van moeders die veel vis en ander zeevoedsel eten. Veganistische moeders hebben de laagste DHA-concentraties. Daarentegen worden de niveaus van het omega-6-vetzuur arachidonzuur in moedermelk maar weinig beïnvloed door de voeding. De DHA-status van de moeder gaat tijdens de zwangerschap met 50% omlaag. Na de bevalling treedt langzaam weer een verbetering op. De normalisering van de DHA-status wordt vertraagd wanneer borstvoeding wordt gegeven.

De DHA status van de baby hangt samen met visuele vermogens, neuronale ontwikkeling, gedrag en hersengroei, terwijl arachidonzuur (maar ook DHA) samenhangt met lichaamsgewicht en groei. DHA deficiëntie kan leiden tot visuele achterstanden, cognitieve achterstand, cerebellaire disfunctie en verschillende andere neurologische aandoeningen.

Een meta-analyse van 26 gecontroleerde studies wees uit dat kinderen die borstvoeding kregen (rijk aan DHA) later in hun leven beter scoorden in cognitieve tests. Kinderen die borstvoeding hebben gekregen blijken gemiddeld ongeveer 5 punten beter te scoren in IQ-tests dan kinderen die flesvoeding hebben gekregen. De meest waarschijnlijke component die verantwoordelijk is voor dit verschil is DHA.

Baby’s die tenminste vier maanden borstvoeding hebben gekregen, hebben een betere visuele waarneming dan flesgevoede baby’s van dezelfde leeftijd. De visuele cortex was bij de borstgevoede baby’s ook beter ontwikkeld. Daarnaast bleek ook de visconsumptie van de moeder tijdens de zwangerschap van invloed, kinderen van deze moeders bleken op drieëneenhalf jarige leeftijd beter diepte te kunnen zien.

Prematuur geboren baby’s blijken vaak lage DHA niveaus te hebben. Zij missen vaak veel van het laatste trimester van de zwangerschap en krijgen bovendien meestal flesvoeding. Vrijwel alle flesvoedingen in Nederland bevatten tot dusver geen arachidonzuur en DHA, met uitzondering van (sommige) kunstvoedingen die worden gebruikt voor prematuren. Soms wordt wel DHA-voorloper alfa-linoleenzuur (ALA) aan flesvoeding toegevoegd, echter baby’s zijn nog niet in staat arachidonzuur en DHA kunnen produceren vanuit hun precursors linolzuur en alfa-linoleenzuur. Wanneer flesvoeding geen DHA bevat, is het dus zaak dit zelf aan de flesvoeding toe te voegen (ongeveer 40 mg DHA per kg lichaamsgewicht per dag) tot de niveaus in moedermelk. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) adviseerde al in 1994 om DHA en arachidonzuur aan alle flesvoedingen toe te voegen.

Ook voor de moeder heeft DHA gunstige effecten. In een onderzoek bleek dat moeders die borstvoeding geven en daarnaast DHA supplementen nemen, een significant beter concentratievermogen na de bevalling hebben vergeleken met vrouwen die een placebo krijgen.

Indicaties

  • psychische aandoeningen bij ouderen (dementie, mentale retardatie)
  • zwangerschap en groei van baby’s en jonge kinderen
  • gedragsstoornissen bij kinderen (ADD, ADHD, autisme, dyslexie, dyspraxie)
  • postpartum depressie